OOK VOOR EEN GENIE IS STUDEREN GEEN LOLLETJE
‘Ik heb alleen maar meer hersenverbindingen’
De waalse regering looft 25.000 euro uit aan universiteiten die zorgen voor een betere begeleiding van hoogbegaafden en in Groot-Brittannië is al eerder oproer ontstaan over het stijgend aantal wonderkinderen aan de universiteit. Magdalena Kaczorowska (21) is zo’n superslimme studente die weet dat studeren met een hoog IQ niet altijd een vanzelfsprekendheid is.
DOOR KIM HERBOTS
Uit de krant 'De Morgen'
31 augustus 2005
Een muur van de woonkamer wordt volledig ingenomen door boeken. “En dat is maar een deeltje”, zegt
Magdalena Kacsorowska (21), kortweg Magda, eerste licentiestudente internationale politiek aan de Universiteit Antwerpen. “De rest staat op mijn kamer en op zolder. Nee, ik ben geen nerd. Ik hou van boeken maar ik hou ook van uitgaan. Ik ben feestleider in mijn praesidium. Een vriend van mij is ook hoogbegaafd en hij houdt van boeken maar haat uitgaan. Het is simpel: net zoals er allerlei soorten normaal begaafden zijn, zijn er ook allerlei soorten
hoogbegaaf-den.”
Magda was al zestien toen ze er achter kwam dat ze hoogbegaafde was. “Ik dacht dat ik autistisch was. Ik wilde wel opletten maar het ging niet. Hetzelfde met toetsen invullen: dat lukte me gewoon niet. De vragen waren zo eenvoudig dat ik blokkeerde. Ik dacht dat er iets anders achter moest zitten. Zo voor de hand liggend kon het niet
zijn.”
Wanneer Magda’s moeder een artikel leest over een hoogbegaafde jongen herkent ze haar dochter in het verhaal. “Toen ben ik getest”, vertelt Magda. “Het was een loodzware last die van mij afviel. Er was niks mis met mij: ik had gewoon meer hersenverbindingen.” Hoe hoog haar IQ precies is, wil Magda niet kwijt. “Dat is niet belangrijk. Ik
had dat liever ook niet geweten. Het enige wat telde, is dat ik wist wat er misliep en dat het opgelost kon worden.” Magda kreeg de keuze: ofwel sloeg ze een jaar op school over ofwel stopte ze helemaal en probeerde ze op haar eentje haar diploma te halen. Het werd dat laatste. “Ik was de school kotsbeu. Ik was depressief en wilde niet meer terug. Met de leerlingen in mijn klas had ik niks gemeen. Het was het begin van de Big Brother-hype maar dat
interesserde mij allemaal niet. Je kunt wel even over koetjes en kalfjes praten maar niet de hele dag.”
Twee jaar doet Magda erover om thuis haar diploma via de middenjury te behalen. “Dat was een mooie tijd”, zegt ze. “Thuis leer je alles veel sneller. Je verliest geen tijd aan dingen als invullen van de agendat of pauzes. Ik werkte twee à vier uur per dag en na twee jaar had ik mijn diploma. En ik had meer vrienden dan op school. Als je zo alleen thuis zit, ga je meer op zoek naar sociale contacten.”
Magda vertrok naar de universiteit. Netjes op haar achttiende. “Veel hoogbegaafden gaan vroeger maar ik was op mijn zestiende nog een echt kind. Ik vind dat je aan alle facetten van het studentenleven moet meedoen als je naar de universiteit gaat.”
In dat eerste jaar liep het echter mis. “Ineens was ik gebuisd voor verschillende vakken”, vertelt ze. “Tot dan toe was ik er immers gekomen zonder veel inspanningen. Nu moest ik wél werken maar ik wist niet hoe dat moest. Ik kon niet leren. Ik ken hoogbegaafden die nog niet eens een diploma secundair hebben. Op het moment dat ik getest werd, had ik geen goede cijfers op school. Heel wat mensen geloofden dan ook niet dat ik echt hoogbegaafd was.”
Haar eerstje jaar unief moest Magda bissen. “Ik heb toen een cursus leren leren gevolgd en uit een test bleek ook dat ik concentratie-problemen had. Ik heb gevochten om geen rilatine te moeten nemen maar mijn arts heeft mij toch overtuigd. Nu neem ik het voor langere inspanningen en zo gaat het goed. De universiteit stilt mijn intellectuele honger niet volledig maar ik hou genoeg tijd over om zelf bij te studeren. Momenteel zit ik in mijn Russische periode. En ik volg een cursus oude meubeltechnieken. Ik ben heel blij dat ik, ondanks mijn slechte schoolervaringen, die honger naar kennis behouden heb. Veel hoogbegaafden raken dat kwijt. Ik zou dat doodjammer vinden.”
Sinds haar achttiende is Magda lid van Mensa, de vereniging van hoogbegaafden. “Daar werd ik wel even op mijn plaats gezet”, lacht ze. “Plots was ik niet meer de slimste. Daarom ben ik ook voorstander van aparte klassen voor hoogbegaafden. In een gewone klas bestaat de kans dat ze zich, eenmaal ze weten dat ze hoogbegaafd zijn, superieur gaan voelen. Bovendien helpen aparte klassen ook om die kinderen tot hun achttiende op school te houden.”
Extra middelen geven universiteiten heeft volgens Magda weinig nut. “Het lager en het secundair moeten aangepast worden. Nu werken scholen met een bepaald pakket kennis dat in elk kind gepropt moet worden. Degenen voor wie dat te veel of te weinig is, vallen uit de boot. Laat elk kind op zijn eigen tempo werken.”
‘Hoogbegaafdheid geeft geen geen garantie op slagen.’
Denken dat hoogbegaafden sowieso slagen aan de universiteit omdat ze nu eenmaal een hoog IQ hebben, is
simplistisch. “Een van onze actiepunten is om een speciaal programma voor hoogbegaafden op te starten”, zegt professor Tessa Kieboom van het Centrum voor Begaafd-heidsonderzoek van de Universiteit Antwerpen. “Ik ben heel erg blij met de actie van de Waalse overheid. Misschien dat Vlaamse universiteiten daardoor ook wakker geschud worden.”
Want hoogbegaafde studen-ten hebben het niet onder de markt. “De universiteit is voor veel hoogbegaafden vaak de eerste faalervaring”, legt Kieboom uit. “In de lagere en secundaire school biedt de leerstof hen weinig uitdaging. Ze hebben geen degelijke studiemethode maar ze houden hun hoofd wel boven water. Eenmaal ze in het hoger onder-
wijs geconfronteerd worden met de dikke cursussen lukt dat niet meer.”
Komt daar nog eens bij dat hoogbegaafden vaak erg perfectionistisch zijn. “Dat resulteert in een heel detaillistische manier van denken”, aldus Kieboom. “Alles is belangrijk voor die studenten. Ze kunnen geen hoofd- van een bijzaak onderscheiden en willen elk detail kennen.”
Ook op universitair niveau bestaat de nood dus wel degelijk om hoogbegaafden extra te begeleiden. “Tot nu toe lag de nadruk vooral op begeleiding van jongere kinderen maar dat moet nu zeker verder gaan. Vooral omdat er maar heel weinig begrip is voor hoogbegaafde studenten op dit moment. Dit is echt geen luxeprobleem.”